';
Algemeen |
Ze behoren tot de familie van de Characidae of karperzalmen. Roodneuszalm of roodkopzalm, de namen worden vaak door elkaar gebruikt, maar het zijn eigenlijk 2 of zelfs 3 verschillende soorten. De weten-schappelijke benamingen zijn petitella georgiae, hemigrammus bleheri en hemigrammus rhodostomus. Ze leven ongeveer in hetzelfde gebied, de eerste leven in vrij zacht en wit water, de andere 2 in zacht, vrij zuur en zwart water. Ze verschillen qua uiterlijk lichtjes van elkaar, maar de verzorging is gelijk. |
Herkomst |
Ze zijn afkomstig van Zuid-Amerika, het Amazonegebied in Colombia, Brazilië en Peru. Deze scholenvis leeft er in ondiep en langzaam stromend water. Het water is er warm en schemerig en er is veel beplanting. |
Levensverwachting |
Ze worden gemiddeld 2 tot 5 jaar oud. |
Afmetingen |
Ze worden gemiddeld zo’n 4,5 à 5cm, tot maximaal 6cm lang. |
Uiterlijk |
Ze vallen in een aquarium vooral op omdat ze als scholenvis altijd mooi in groep zwemmen. Ze hebben een hoofdzakelijk zilvergrijs lichaam. Opvallend is natuurlijk hun rode kop, deze loopt meestal tot hun kieuwen, maar soms ook verder (afhankelijk van de soort). Ook hun staart is kenmerkend, die is horizontaal zwart en geelwit gestreept (3 zwarte en 4 geelwitte stukken). Als er te veel nitraat of ammonium aanwezig is in het water, vervaagt hun kleur en vooral hun kop wordt minder intensief rood. Ook in geval van stress zal hun kop minder fel rood zijn. |
Kleuren |
Naast de “gewone” wildkleur, zijn er albino exemplaren. |
Geslachts-onderscheid |
Het verschil is bijzonder moeilijk te zien. De mannetjes zijn meestal iets kleiner en slanker dan de vrouwtjes. De vrouwtjes hebben een iets rondere buik, vooral in de kweekperiode. |
Aquarium |
Het zijn actieve, sociale scholenvissen, die met een grote groep in een mooi beplant aquarium kunnen gehouden worden. Of in een gezelschapsaquarium samen met andere soorten met hetzelfde temperament. Ze kunnen niet met alle soorten vissen gecombineerd worden, let op met te grote, te dominante of agressieve vissen. Een aquarium van minimaal 50L of meer is aan te raden voor een schooltje van 5 of meer roodneuszalmen. Voor de inrichting van het aquarium kunnen planten, rotsen, hout of andere decoratie gebruikt worden. Ideaal is veel randbeplanting om tussen te schuilen en voldoende vrije zwemruimte in het midden. Ze verkiezen niet te fel licht, ideaal zijn drijfplantjes, deze zorgen voor extra schuilmogelijkheden en schaduw. Het zijn actieve vissen, die in groep vooral in het onderste en middelste deel van hun aquarium zwemmen. Tip: gebruik donker grind, dit geeft minder stress aan de vissen en hun kleuren komen mooier uit. |
Temperatuur |
De ideale temperatuur ligt tussen 23 en 28°C. Het is belangrijk om geen te grote schommelingen in temperatuur te hebben, daar kunnen ze witstip van krijgen. |
Waterwaarden |
Aan te raden is een pH van 5,5 tot 6,5, een GH van 2 tot 7° DH, een KH tussen 1 en 5° Dh, geen nitriet (NO2), geen ammonium, geen tot bijna geen nitraat (NO3 < 1mg/l) en geen Chloor. |
Verzorging |
Het houden van roodneuszalmen eist enige ervaring omdat ze gevoelig zijn qua waterwaarden, maar verder kunnen ze makkelijk gehouden worden. Ververs wekelijks 10 tot 20% van het aquariumwater en voeg waterconditioner en goede, levende bacteriën toe om een goede waterkwaliteit te garanderen. Ze voelen zich het best in een aquarium met een goede filtering (matige stroming), een beetje extra beluchting en veel verstopplekjes tussen de planten en andere decoratie. Ze worden best in een groep van minimaal 5 stuks gehouden. Liever zelfs meer, hoe groter de school, hoe beter voor de vissen en hoe mooier om naar te kijken. |
Kweken |
Het kweken is moeilijk, ze stellen hoge eisen qua waterwaarden. Plaats een klein schooltje in een klein aquarium met heel zacht (max 4°DH) en licht zuur water (PH 5,5 à 6) aan 26 tot 32°C. Richt het aquarium in met langbladige planten en Javamos, voorzie een donkere bodem en gebruik een sponsfilter. De vrouwtjes zullen eitjes op de planten afzetten en het mannetje zal die direct bevruchten. Ze kennen geen broedzorg en de volwassen vissen moeten onmiddellijk na het paren van de eitjes worden gescheiden. De kweekbak moet (licht) verduisterd zijn voor de eitjes en de jongen, maar ook al om de vrouwtjes te stimuleren om hun eitjes af te zetten. Na een incubatieperiode van ongeveer 36 à 48 uur komen de eitjes uit en ongeveer 4 dagen later zwemmen ze vrij rond. Ze zullen zich tussen de planten verschuilen en vanaf dan moeten ze met extreem fijn levend voer en later ook met heel fijn droogvoer gevoed worden. De jongen zijn heel klein en groeien super traag. Opgelet, als ze in water met te veel calcium worden gehouden, worden ze onvruchtbaar. |
Voeding |
Het zijn een alleseters. Ze eten droogvoer zoals vlokken, granulaat en voedertabletten en levend- en diepvriesvoer zoals watervlooien, tubifex en muggenlarven. Een zo veelzijdig mogelijk dieet zorgt voor gezonde vissen met mooie kleuren! |