';
KaRo Mongoolse gerbil

Zoom in

Artikelnummer: 2
Meriones unguiculatus

Mongoolse gerbil - Meriones unguiculatus

Herkomst

De Mongoolse gerbil is een sociaal, intelligent en actief knaagdier uit de gerbil familie.

Ze worden ook wel eens woestijnratjes genoemd, maar ze zijn geen familie van de ratten.

Ze zijn afkomstig uit Mongolië waar ze in de half-woestijnen en steppen leven.

Afmeting

Ze meten zo’n 11 à 13,5cm lichaamslengte plus ongeveer 10cm staart.

Een gezonde gerbil weegt 60 tot 90gr, de mannetjes zijn iets zwaarder dan de vrouwtjes.

Levensverwachting

Meestal 3 tot 5 jaar, uitzonderingen zijn altijd mogelijk.

Uiterlijk

Ze zijn iets groter als muizen en kleiner als ratten en ze hebben een kort / breed kopje met relatief grote oren. Ze hebben kleinere voorpootjes en grotere achterpoten. Daarmee kunnen ze hoog en ver springen. Ze hebben een lange staart die volledig behaard is, met een klein kwastje op het einde.

Kleuren

Ze bestaan in veel kleuren naast wildkleur. De wildkleur gerbils hebben een grijs/bruine rug, kop en staart, waarbij de bruine haren een zwarte punt hebben. De buik is (crème)wit.

Andere kleuren zijn: geel wildkleur, siamees, beige, agouti, lila, duifgrijs, sepia, zwart, bont…

Geslachtsverschil

De afstand tussen de anus en geslachtsopening bij mannetjes is groter dan bij vrouwtjes.

En bij volwassen mannetjes zijn de balletjes zichtbaar.

Karakter

Het zijn leuke, attractieve, eenvoudig te houden huisdieren. Het zijn echte groepsdieren, hou nooit 1 gerbil, maar altijd 2 of meer. Ze kunnen wel heel territoriaal zijn, jonge dieren zijn makkelijk samen te plaatsen, bij volwassen exemplaren kan het voor meer problemen zorgen. Het is belangrijk om er steeds rustig mee om te gaan, zeker in het begin, anders zullen ze snel schrikken en weg willen rennen.

Het zijn geen knuffeldieren, maar ze kunnen wel heel tam worden.

Huisvesting

Kies een voldoende grootte knaagdierkooi, let er vooral op dat de ruimte tussen de tralies klein genoeg is. Ook moet de onderbak diep genoeg zijn zodat ze goed kunnen graven. Een glazen of plexi bak kan ook. Voorzie in de kooi veel speel-, graaf- , knaag- en klimmogelijkheden, zodat ze zich niet gaan vervelen.

Ook mogen een schuilhuisje, een loopwiel, een aardewerk eetpot en een drinkfles niet ontbreken.

Als bodembedekking zijn hennepstrooisel, houtkorrels, hout- of katoenvezel perfect geschikt.

Kweek

Jonge diertjes zijn al snel vruchtbaar (7 weken), maar het is aan te raden minimaal 3 maand te wachten om ze te laten kweken. Na 24 tot 30 dagen dracht zullen meestal 3 à 4 jongen, maar meer (tot 10) is zeker mogelijk, geboren worden. Het is belangrijk om de eerste dagen de moeder en het nest zo weinig mogelijk te storen. Ook de vader zal helpen met de verzorging van de jongen. Na ongeveer 10 dagen biggen de jongen rond te kruipen en zullen de ouders hun werk hebben om het nest samen te houden. Na ongeveer 17 gaan de oogjes van de jongen open en dan beginnen ze achter eten te zoeken en al een beetje te knabbelen. Na 24 dagen zijn de jongen zelfstandig en een paar dagen later mogen ze bij de moeder weggehaald worden. En het is aan te raden om direct de mannetjes en de vrouwtjes te scheiden.

Voeding

Als basis zijn er verschillende goede voedingen voor kleine knaagdieren te verkrijgen, maar er zijn ook specifieke gerbilmengelingen. Geef niet te veel en regelmatig vers, dit omdat ze anders bij de mengelingen kunnen selecteren en enkel het lekkerste opeten.

Vul dit eventueel aan met beperkt vers groenvoer en gedroogde vruchten.

Ook gedroogde insecten zoals meelwormen kunnen aan het dieet worden toegevoegd voor de eiwitten. Geef veel hooi met eventueel extra kruiden. Als snack mag je ook beperkt sticks, drops, koekjes geven of de gezondere snacks op basis van fruit en kruiden.

Tanden

Zoals veel knaagdieren blijven hun tanden groeien, geef daarom zeker een knaagsteen, veel knaaghout, enkele knaagspeeltjes en hooi, zodat de tandjes mooi slijten.

Controleer ook regelmatig de nagels of deze niet bijgeknipt moeten worden.